Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij zullen een klaaglied over u opheffen, en tot u zeggen: [43]Hoe zijt gij [44]uit de zeeen vergaan, gij welbewoonde, gij beroemde stad, die sterk geweest is ter zee, zij en haar inwoners; die hunlieder schrik gaven aan allen, die in haar [45]woonden! 43. Eene vraag, die voortkwam uit verwondering en deernis. 44. Waar gij rondom in laagt, vergelijk onder hfdst.27 vs.3,4. Anders: gij die bewoond waart van de zeeen; dat is, zeevarend volk, handelaars, die van over zee kwamen, om in u te wonen; dat is, een langen tijd, hun handelshalve, in u te verkeren; vergelijk Hand.2:5; Jak.4:13, en hier in het einde van vs.17; woonden, dat is lang verkeerden, naar de wijze der kooplieden, handelsreizigers, enz. 45. Dat is, die met haar uitnemende macht, pracht en heerlijkheid een schrik aanjaagden allen dengenen, die bij haar van andere plaatsen kwamen verkeren; vergelijk Jes.23:8, en onder hfdst.32 vs.23, enz.